De geschiedenis van de Chihuahua
De Chihuahua is één van de oudste hondenrassen. Historici hebben
eindeloos gespeculeerd over het ontstaan van dit hondje - het kleinste
hondenras ter wereld.
Hoewel de exacte historie van dit bijzondere hondenras een goed bewaard
geheim lijkt, zijn er voldoende bewijzen gevonden om aan te nemen dat de
Chihuahua zijn oorsprong vindt in Mexico. Het hondje dankt zijn naam dan
ook aan de grootste staat van Mexico waarnaar hij is vernoemd: de staat
Chihuahua (oppervlakte: 244.938 km²).
Het is zo goed als zeker dat de kleine hondjes een belangrijke rol
speelden in het leven van diverse Indianenvolkeren, vooral in dat van de
Tolteken en de Azteken. De Tolteken was een Indianenvolk dat leefde in
Mexico van de tiende tot de twaalfde eeuw. Vermoed wordt dat zij de
kleine hondjes die in het wild leefden, hebben gevangen en getemd tot
huisdier. Hun afstammelingen, de Azteken, offerden mensen - soms wel
tweehonderd per dag - in de overtuiging dat anders de zon niet meer zou
opkomen. Vermoedelijk gebruikten de Azteken de kleine hondjes als
zoenoffer bij begrafenissen. Ze geloofden dat de ziel van het gele
hondje in staat was om de ziel van zijn overleden baasje veilig naar het
hiernamaals te begeleiden. Tot ongetwijfeld groot genoegen van de
hondjes waren de Azteken ervan overtuigd dat het hondje hiertoe alleen
bereid zou zijn als hij tijdens zijn leven goed was verzorgd door zijn
meester. En zo ontbrak het hem dus aan niets. Uit de tijd van de
Tolteken en de Azteken zijn ook diverse gravures, tekeningen en beeldjes
teruggevonden van kleine, haarloze hondjes waaruit blijkt dat de hond
door de Indianenvolkeren als heilig dier werd beschouwd.
Aanhangers van de ‘delicatesse-legende’ houden het erop dat de Chihuahua
- of in ieder geval zijn voorouders – als delicatesse diende voor de
Tolteken en later voor de Azteken. De theorie over een kruising tussen
een knaagdier en een hond lijkt het meest onwaarschijnlijk.
In het begin van de 16de eeuw roeide de Spanjaarden
alle Mexicaanse culturen uit en verdween de chihuahua uit beeld. Na
bijna 400 jaar herontdekt men de chihuahua weer in de provincie
chihuahua en dankt het hieraan zijn naam.
Omstreeks 1880 kwamen de hondjes ook op kleine schaal voor in Verenigde
Staten (VS).
De van de Indianen gekochte kleine viervoetertjes werden door
Amerikaanse toeristen als souvenir mee naar huis genomen. Al snel werd
het hondje in de Verenigde Staten erg populair. De eerste registraties
van Chihuahua’s in Verenigde Staten dateren uit 1904. Het hondje veroverde snel
terrein: in 1958 stonden er bijna vijftigduizend ingeschreven. In
Nederland werd de eerste Chihuahua – geïmporteerd vanuit de Verenigde
Staten – in 1957 ingeschreven onder de naam Goedbloed´s Bambi.
Van oorsprong kortharig
De Chihuahua is van oorsprong kortharig. De langhaar variëteit is
vermoedelijk pas in de jaren dertig in de Verenigde Staten ontstaan door
de korthaar te kruisen met een aantal langharige dwergrassen. In 1952
werd de langharige Chihuahua door de Fédération Cynologique
Internationale (FCI) officieel erkend als ras.
Gewicht:
0,5 - 3 kg.
Algemeen voorkomen:
Deze hond heeft een compacte lichaamsvorm.
Zeer belangrijk is het feit dat de schedel appelvormig is en dat hij
zijn middelmatig lange staart zeer hoog draagt, ofwel gebogen of in de
vorm van een halve cirkel met de punt wijzend naar de lendenen.
Belangrijke verhoudingen:
De lengte van het lichaam iets groter; dan de schofthoogte.
Gewenst is echter een bijna vierkante lichaamsvorm, in het bijzonder bij
de reuen.
Bij de teven, in verband met zwangerschap, is een iets langer lichaam
toegestaan.
Aard:
Snel, attent, levendig en erg moedig.
Hoofd:
Schedel: goed gevormd appelhoofd (een kenmerk van het ras) zonder of met
een slechts kleine fontanel.
Stop: zeer uitgesproken, diep en breed, waarbij het voorhoofd over de
aanzet van de snuit nijgt.
Neus: elke kleur toegestaan.
Neusbrug middelmatig kort, iets omhoog wijzend.
Snuit: kort, gezien van opzij, breed aan de aanzet, toelopend naar de
punt.
Ogen:
Groot, rondachtig van vorm, zeer expressievol, niet uitpuilend, geheel
donker.
Lichte ogen toegestaan, maar ongewenst.
Oren:
Groot, staand, zonder vouwen, duidelijk breed aan de aanzet, geleidelijk
toelopend naar de enigszins geronde punt.
In rust licht opzij gebogen een hoek van 45º vormend.
Mond:
Lippen: droog, nauw aansluitend.
Wangen: middelmatig ontwikkeld, zeer vlak.
Kaken, tanden: schaar- of tanggebit.
Overbeet, onderbeet, evenals iedere afwijking in de positie van de
boven- of onderkaak dient absoluut bestraft te worden.
Nek:
Bovenlijn licht gebogen.
Middelmatige lengte.
Bij reuen zwaarder dan bij teven.
Geen keelhuid.
Bij de langhaar variëteit is de aanwezigheid van een kraag met langer
haar zeer gewenst.
Voorhand:
Recht en van goede lengte; van voren gezien vormen de voorhand samen
met de ellebogen een rechte lijn.
Van opzij gezien is hun houding verticaal.
Schouders zijn vlak met kleine spieren.
Hoeking tussen schouderblad en bovenarm is evenredig.
Ellebogen vast en nauwsluitend aan het lichaam, wat een vrij bewegen
verzekert.
Middenvoet licht schuin aflopend sterk en flexibel.
Lichaam:
Compact en goed gebouwd.
Toplijn: recht.
Schoft: nauwelijks zichtbaar.
Rug: kort en stevig.
Lendenen: sterk gespierd.
Kruis: breed en sterk zonder af te lopen.
Borst: ribbenkast breed en diep, ribben goed gewelfd.
Gezien van de voorzijde, ruim, maar niet overdreven.
Gezien van opzij, reikend tot de ellebogen.
Niet ton-vormig.
Onderbelijning:gevormd door een duidelijk oplopende buikbelijning.
Slappe buiklijn toegestaan maar niet gewenst.
Achterhand:
Achterhand goed gespierd met lange botten, verticaal en evenwijdig aan
elkaar met goede hoekingen in de heup, knie en hak, in harmonie met de
hoeking in de voorpoot.
Hakken laag met goed ontwikkelde achillespees; gezien van achteren zijn
zij recht en verticaal in positie.
Voeten:
Erg klein en ovaal met tenen goed apart maar niet wijd uitstaand (geen
hazen - of kattenvoeten).
Nagels: bijzonder goed gebogen en middelmatig lang.
Voetkussens: goed ontwikkeld en zeer veerkrachtig.
Wolfsklauwen dienen verwijderd te zijn.
Staart:
Hoog aangezet, van middelmatige lengte; breed aan de aanzet, geleidelijk
toelopend naar de punt.
Staartdracht is een belangrijk karakteristiek van het ras.
Hoog gedragen of in een boog of in een halve cirkel met de punt naar de
lendenen gericht, hetgeen evenwicht aan het lichaam geeft.
Beharing overeenkomstig de hortharige vacht en overeenkomend met de
lichaamsvacht.
In de langhaar vormt het haar een pluim.
De staart hangt in rust naar beneden en vormt een lichte haak.
Huid:
Glad en soepel over het gehele lichaamsoppervlak.
Vacht:
Bij dit ras bestaan er twee vachtvariëteiten:
1. Korthaar:
Vacht is kort, dicht aanliggend over het gehele lichaam.
Indien er een ondervacht is, is het haar iets langer; dun haar op keel
en buik toegestaan; enigszins langer op nek en staart, kort op gezicht
en oren.
Vacht is glanzend en de structuur is zacht.
Honden zonder haar zijn niet toegestaan.
2. Langhaar:
Vacht dient fijn en zijdeachtig te zijn, glad of licht golvend.
Niet te& dikke ondervacht gewenst.
Vacht is langer, vormt pluimen op oren, nek, achterkant van voor- en
achterbenen op de voeten en de staart.
Honden met een lange golvende vacht als bij een Maltezer, worden niet
geaccepteerd.
Beweging:
Passen zijn lang, veerkrachtig, energiek en actief met een goede
reikwijdte en stuwkracht.
Van achteren gezien dienen de achterpoten bijna parallel aan elkaar te
bewegen, zodat de voetafdrukken van de achtervoet precies passen in die
van de voorvoet. Bij het opvoeren van de snelheid vertonen de potende
neiging zich schuin naar binnen te bewegen in de richting van de
centraal lijn van het zwaartepunt (een sporig gaan).
Beweging blijft vrij en veerkrachtig zonder zichtbare inspanning, hoofd
omhoog en vaste rug. Kleur: Alle kleuren in alle mogelijke schakeringen
en combinaties zijn toegestaan.
Fouten:
Elke afwijking van voornoemde punten dient als een fout te worden
beschouwd en de ernst waarmee de fout dient te worden beoordeeld, dient
in exacte verhouding te staan tot haar graad.
Smalle schedel.
Lange snuit.
Onder of overbeet.
Afwezigheid van enkele tanden.
Dubbele tanden.
Misvormde kaken.
Ogen, diepliggend of uitpuilend.
Te puntige oren.
Korte nek.
Lang lichaam.
Ronde of holle rug (lordose of xyphose).
Hellend kruis.
Staart niet goed aangezet, kort of gedraaid.
Smalle borst, vlakkenribbenkast.
Korte ledenmaten.
Uitstaande ellebogen.
Te nauw van achteren.
Patella luxatie.
Diskwalificerende fouten:
Slanke, lichte, lange lichaamsvorm, hertachtig type.
Hangend oor of kort oor.
Extreem lang lichaam.
Geen staart.
Bij de korthaar variëteit: kale plekken (alopecia).
Zwaarder dan 3 kg.
Bij de langhaar variëteit: honden met erg lange, fijne en golvende vacht
(als bij Maltezer).
Rasstandaard: Nederlandse Chihuahua Club
Bron: Het Chihuahua Boek
|